Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Verblijd u niet, o Israel! tot [1]opspringens toe, gelijk de [2]volken; want gij hoereert van uw God af; gij hebt [3]hoerenloon lief, op alle dorsvloeren des korens. 1. Of, tot verheugens toe, tot vrolijkheid toe; zie dezelfde manier van spreken Job 3:22. Het Hebreeuwse woord ziet op de uiterlijke gebaren en bewijs van vreugde. 2. Die ten tijde van een goeden oogst gewoon waren grote vreugde te bedrijven ter ere hunner afgoden, die zij hielden voor de bewerkers van dien; vergelijk Ps.4:8, en hier het volgende; idem Joel 1:12. 3. Dat is, gij verheugt u over den oogst als over een beloning, die uwe boelen, de afgoden, u zouden hebben gegeven vanwege uw geestelijke hoererij, dat is afgoderij; en op alle plaatsen, waar gij koren stapelt en dorst en waar gij den wijn perst, dankt gij uwe afgoden voor hetgeen Ik u gegeven heb. Vergelijk boven hfdst.2 vs.4,7,8,11.